Intrusies, magie en fantasie: onze alledaagse gektes

Bang zijn dat iemand kan zien dat je aan seks denkt. Tijdens het slapen je oren bedekken tegen geesten. Of niet aan de dood mogen denken als je je oma gedag kust. Vier mensen vertellen openhartig over hun ongewone gewoontes en gedachten. Het lucht op om af en toe eens te praten over je alledaagse gektes.

Veel mensen ervaren intrusies. Alex (23): ‘Ik liep vanochtend over een brug met m’n telefoon in m’n hand en dacht ‘ik kan hem nu in de gracht gooien.’ Volgens Peter Hanneman, bijna veertig jaar werkzaam als psychiater en psychotherapeut, heeft bijna iedereen wel eens dit soort gedachtes. Soms zijn ze vreemd, soms angstaanjagend. Alex: ‘Als er een trein aankomt, denk ik ‘ik kan er nu voor springen’.

Weten wat het is, kan opluchten. ‘Intrusies zijn gedachten die je liever niet hebt’, zeg Hanneman, ‘maar die je slecht buitenboord houdt. Het heeft te maken met verboden dingen of nare ervaringen. Een intrusie kan eng aanvoelen, maar je kunt het ook anders zien. Jij bent de baas, want je doet het niet. En dat is een prettige gedachte.’

Volgens de bekende Amerikaanse psychiater Harry Stack Sullivan (1892-1949) is het doel van zo’n zelfdestructieve gedachte als voor de trein springen, het tegenhouden van de daad zelf. Ons brein is geprogrammeerd om gevaarlijke dingen te bedenken, zodat je de consequenties bij die daad bedenkt en het daardoor niet doet. Een intrusie is dus een waarschuwing.

Sullivan keek op een interessante manier naar psychiatrische fenomenen. Volgens hem waren mensen met psychische problemen niet ziek. Ze hadden problemen als ieder ander, maar dan in grotere mate. Oftewel, een gekte overvalt ons allemaal wel eens. Bij de een wat vaker en heviger dan de ander.

Gebedje

Alex, Peggy, Julia en Jojanneke vertellen over hun vreemde gedachten, rituelen en fantasieën. In het begin aarzelen ze nog. Maar als ze eenmaal beginnen te vertellen, zijn ze niet meer te stoppen. Het zijn normaal functionerende jonge mensen. Toch hebben ze allemaal hun gektes. En de meeste zijn goed verklaarbaar.

Volwassenen hebben magische gedachten. Peggy (32): ‘Als er een examen aankomt of de première van een voorstelling waarin ik meespeel, dan doe ik mijn schoenen uit, sla een kruisje, kniel voor mijn bed, wrijf twee keer mijn lippen over elkaar alsof ik er lippenstift over verdeel, zeg een gebedje op en sla nog een kruisje. Ik kreeg ooit een tegeltje van mijn opa met dat gebedje erop. Ik ben niet gelovig en ben dat nooit geweest. Maar als kind deed ik dit elke avond. Nu alleen nog voor belangrijke momenten. Het bed moet opgemaakt zijn en het nachtkastje enigszins schoon, anders werkt het niet.’

Hanneman: ‘Als je jong bent, ontdek je magie. Je houdt je handen voor je ogen, je haalt ze weg en plots staat mama daar. Dat zijn heerlijke rituelen die je ontwikkelt. Daarmee leer je je angsten af. Als ik op de lagere school een proefwerk had, dan sloeg ik op weg naar school twee steentjes over en ging ik op de derde staan. We kennen allemaal de magie van onze kindertijd. Bij sommigen verdwijnt het, maar bij de meeste volwassenen speelt het nog steeds een rol.’

Better safe than sorry

Een veelvoorkomende magische gedachte is: je mag het lot niet tarten. Julia (34): ‘Als kind was ik heel bang voor geesten. Ik hoorde dat een geest zich kan manifesteren als een soort wind die langs je voorhoofd aait. Dat vond ik zo eng dat ik vanaf dat moment zo onder het dekbed ging liggen, dat alleen mijn neus er nog uitstak. Dit doe ik nog steeds. Het is een heel ritueel dat ik precies uitvoer. Het belangrijkste is dat mijn beide oren bedekt zijn. Mijn knuffelbeer ligt altijd links tegen mijn hoofd over mijn linkeroor. Aan de rechterkant ligt de deken tot net onder mijn neus en over mijn rechteroor. Anders kan ik niet slapen.’

Volgens de Amerikaanse wetenschapsjournalist Matthew Hutson is het intuïtieve deel van het brein de reden dat Peggy en Julia hun kinderrituelen nog steeds uitvoeren. Voor onze primitieve voorouders was het van levensbelang om snel verbanden te leggen en patronen te zien. We zijn daarin overgevoelig ingesteld, omdat het minder erg is om een denkbeeldig verband te zien dan om een belangrijk verband te missen. Als Peggy als kind haar gebedje deed, ging alles de volgende dag beter. En als Julia zich onder haar dekbed verstopte, had ze geen last van geesten. Het werkte dus. En dat doet het voor hen nog steeds.

Hanneman: ‘Iedereen wil zelf zijn lot bepalen. Bij de loterij gaat iedereen ervan uit dat hij wint. Mensen kiezen hun geluksnummer en hebben de gekste rituelen. We willen er ook graag in blijven geloven. Het geeft kleur aan de droge werkelijkheid. Mensen versieren hun werkplek, hun auto, maar ook hun leven.’

Helderziend

Een andere veelvoorkomende magische gedachte is: gedachten hebben invloed. Peggy: ‘Soms denk ik bij de meest rare mannen: hoe zou het zijn om met hem seks te hebben? En dan denk ik, dat moet ik niet denken, want misschien voelt hij dat nu aan. Misschien is hij wel helderziend. En dan moet ik van mezelf heel snel aan iets anders denken.’

Dit soort gedachten kunnen omslaan in dwanggedachten. Alex: ‘Tot mijn zeventiende moest ik direct een positieve gedachte over iemand hebben als ik diegene gedag zei. Toen mijn tante zwanger was en ik haar gedag zei, moest ik van mezelf denken: ‘ze moet geen miskraam krijgen’. Of als ik mijn opa en oma gedag zei: ‘ik moet ze nog wel een keer zien, ze moeten niet doodgaan’. Ik had het ook bij sommige woorden. Als ik het woord ‘dood’ uitsprak, dan mocht ik niet aan mijn oma denken. Dat zorgde ervoor dat ik dat woord bijna niet meer durfde uit te spreken. Dan moest ik heel snel iets bedenken waar ik wel aan kon denken en dan sprak ik het woord heel snel uit. Ik heb nu af en toe nog een vleugje van dat soort gedachtes.’

Hanneman: ‘Met dwanggedachtes bezweren mensen hun angst. De gedachte of handeling brengt je tot rust. Soms zitten er emoties achter die niet verwerkt worden, maar het is niet altijd te achterhalen waardoor het komt. Je kan je leven op orde hebben, maar toch een bange poeperd zijn. We willen allemaal de controle hebben.’

Te gast bij Oprah

Peggy: ‘Ik fantaseer wel eens dat ik door een vrachtwagen wordt aangereden en dat ik dan mijn benen en een oog verlies. Ik vecht mezelf dan door dit trauma heen en ga vechten voor de mensenrechten. Uiteindelijk mag ik bij Oprah mijn verhaal vertellen. Met een ooglapje op.’

Fantaseren is gezond. Filosoof en psychiater Damiaan Denys noemt fantasie ‘een van onze belangrijkste capaciteiten’ in een interview in Trouw: ‘Zonder zouden we niet kunnen overleven. Door fantasie zijn wij in staat tot anticipatie. Het gaat hierbij om het vermogen van de hersenen om zich in te beelden wat er in bepaalde situaties zou kunnen gebeuren.’

Jojanneke (33): ‘Ik heb vroeger verschrikkelijk veel gefantaseerd. Ik was altijd verliefd. Als kleuter was ik al verliefd op de jongens uit groep acht. Maar altijd op afstand, want als ik echt in gesprek zou raken met zo’n jongen dan kon ik me totaal geen houding geven. Op de middelbare school was ik verliefd op een leraar. Ik had fantasieën over wat hij zou zeggen en wat ik dan zou zeggen. Ik speelde maanden achter elkaar dezelfde scene af. In die ontmoetingen was ik natuurlijk altijd briljant, bijdehand en fantastisch.’

Hanneman: ‘Godzijdank hebben we fantasie die het leven inkleurt. Je kunt met z’n allen naar dezelfde zonsondergang kijken, en iedereen beleeft het anders. Dat maakt het leven leuk en het maakt iedereen uniek. In erotische fantasieën ben je de prins op het witte paard, de meest onweerstaanbare man of vrouw. Het kan over alles gaan.’

Julia: ‘Ik heb dit nog nooit aan iemand verteld, maar ik heb wel eens seksueel gefantaseerd over buitenaardse wezens. Hij is groen en heeft tentakels. Tijdens mijn studie psychologie volgde ik een college waarin werd verteld dat je in principe overal seksueel opgewonden van kunt raken. Seksualiteit is heel plooibaar. Toen ben ik gaan experimenteren. Kan ik van een lantaarnpaal opgewonden raken? Dat lukte. Ik fantaseer ook graag dat ik een man ben.’

Begrafenis

Peggy: ‘Ik heb een tijdje gefantaseerd over hoe de begrafenis van mijn vriend zou zijn. Wat ik dan zou zeggen. Wie er zouden komen. Welk liedje we zouden spelen. Ik dacht op een gegeven moment, nu moet ik echt stoppen, anders ga ik iets afroepen.’

Hanneman: ‘Een collega van mij deed iets soortgelijks. Zijn echtgenoot was ernstig ziek en hij dacht, ‘met wie moet ik dan verder?’ Hij ging naar vrouwen kijken, met die of met die? Je kunt natuurlijk zeggen dat dat niet gepast is, maar het is een manier om ermee om te gaan. Een soort voorbereiding. Dat kan doorschieten naar een begrafenis. Sommige mensen vinden het prettig om na te denken wat ze dan gaan zeggen. We gebruiken onze fantasie bij allerlei dingen om het leven kleur te geven. De vrouw van die collega is trouwens genezen, dus die fantasieën over andere vrouwen waren niet meer nodig.’

Menselijk

Hoe meer we over onze alledaagse gektes praten, hoe minder gek ze lijken. Het is een geruststelling dat we allemaal irrationele en vreemde dingen doen. De een wat meer dan de ander. ‘We are all much more human than otherwise…’, zei de eerder genoemde psychiater Sullivan een halve eeuw geleden al.